Koetatjane Lawasigalagala N-Sumatra
30-3-2013
Japans kamp
Ligging
De
plaats Koetatjane lag te midden van de bergen, in het dal van de Alas-rivier.
Het kamp Lawe Sigalagala lag ongeveer 15 km ten zuid-oosten van Koetatjane
aan de hoofdweg door het dal (naar Kabandjahe). |
Transporten
datum |
binnengekomen uit |
vertrokken naar |
aantal per transport |
aantal in kamp |
type personen |
|
JAPANS KAMP |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
kr,vr,ki (1) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
998 |
kr,vr,ki |
|
|
|
323 |
|
vr,ki (3) |
|
|
?? |
A (4) |
|
vr,ki (3) |
|
|
?? |
B (4) |
|
vr,ki (3) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
ki=kinderen, vr=vrouwen, kr=ex-krijgsgevangenen
DSM=DSM-gebouw
(1) van Ambonese, Menadonese,
Timorese en Javaanse afkomst
(2) peildatum visitatie IRK: 363 Ambonezen, 131
Menadonezen, 89 Timorezen, 415 Javanen
(3) van Ambonese afkomst
(4) A+B totaal 491 vrouwen en kinderen
Japanse
bezetting Ten
tijde van de Japanse capitulatie verbleven hier Ambonese, Menadonese,
Timorese en Javaanse militairen met hun vrouwen en kinderen (een deel van de
militairen was door de Japanners gedwongen mee te vechten in het Japanse
leger, o.a. in Birma). Na de Japanse capitulatie werden zij aan hun lot
overgelaten; zij moesten in hun eigen onderhoud voorzien. Evacuatie In
mei 1946 kwam (via het transport hulpgoederen) in Medan het bericht, dat de
meeste bewoners van het kamp niet weg wilden: zij waren vrij te gaan waarheen
zij wilden, zij verkochten producten op de pasar en konden met dat geld in
hun onderhoud voorzien; het klimaat was goed, de grond was vruchtbaar; alleen
een kleine groep Ambonezen (73 weduwen met 145 kinderen) wilde wel graag
vertrekken, naar diverse delen van de archipel. In juni 1946 bleek echter uit
informatie van Indonesische autoriteiten dat niemand uit het kamp wilde
vertrekken. Vervolgens werd in juli 1946 door het IRK een visitatie van het
kamp georganiseerd om poolshoogte te nemen. Evacuatie werd door de
Indonesiërs toegestaan onder de voorwaarde, dat de mensen werden overgebracht
naar een kamp in Medan, dat stond onder controle van Indonesiërs of van het
IRK. Wonen Het
kamp was ondergebracht in barakken, die tijdens de Japanse bezetting gebruikt
werden voor de internering van burgers en krijgsgevangenen. De dakbedekking
was eerst zodanig, dat er veel lekkages waren, later werd het dak
gerepareerd. De vloer bestond uit cement, de wanden uit hout. Er waren geen
matrassen, geen klamboes. Water Er
was voldoende goed water via een waterleiding uit een bergstroompje; voor de
kinderen was er een klein zwembad (6x12 meter). Voeding Er was voldoende eten. Kleding Er
was dringend behoefte aan betere kleren. Rode
Kruis-hulp Eind
mei 1946 kwam een transport hulpgoederen uit Medan in dit kamp aan met o.a.
kleding, voedselpakketten, medicijnen en geld. Corvee Iedereen
moest meewerken in de katoenproductie; 30 vrouwen verwerkten de ruwe katoen
tot katoenen stoffen. Medische
zorg Er
waren onvoldoende medicijnen. Voor zieken waren er 20 bedden; eens per 8 à 10
dagen kwam er een Indonesische dokter. Er heerste nog al wat malaria en
framboesia. Kinderverzorging In
een weeshuis in Kotatjane werd een groep van 64 kinderen opgevangen door een
zestal weduwen, terwijl de moeders werkten in de rijstvelden. De kinderen
zagen er gezond uit. Kerkdiensten Het
kerkje werd opgeknapt; er werden kerkdiensten gehouden. |
Literatuur
Beekhuis,
H. e.a. – Geïllustreerde Atlas van de Bersiapkampen in Nederlands-Indië
1945-1947, 2009, pg 26
Bussemaker,
H.Th. – Bersiap! Opstand in het paradijs, 2005, pg 314
IRK-rapport
visitatie 15-07-1946, NRK-archief Ned. Indië, doos 2, map 4
NRK,
afdeling Oorlogsnazorg (evacuatietransporten)
Wal,
S.L. van der – Officiële bescheiden Nederlands-Indonesische betrekkingen
1945-1950, deel 5, pg 153